De Standaard, zaterdag 16 - zondag 17 juni 2018, p. 6
De aanvraag om erkend te worden als onderneming in herstructurering moet worden ingediend bij de minister van Werk (art. 17, § 1, SWT-besluit).
Hoewel dat niet expliciet wordt gezegd, gaat het hier uiteraard om de federale minister van Werk: het SWT-besluit is een koninklijk en dus een federaal besluit.
Het is diezelfde minister van Werk die beslist: hij kan de aanvragende onderneming een erkenning verlenen als “onderneming in herstructurering in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag” (art. 18, § 1, 1ste lid, SWT-besluit).
Wat komt de Vlaams minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport daarbij doen?
Bij de federale minister van Werk moet een behoorlijk gemotiveerde aanvraag worden ingediend, vergezeld van o.m. een herstructureringsplan (art. 17, § 1, en § 2, 3°). Dat plan moet een aantal zaken bevatten (art. 17, § 3, SWT-besluit).
Voor twee soorten ondernemingen die een mededeling hebben gedaan van de intentie om over te gaan tot collectief ontslag, moet het herstructureringsplan bijkomende elementen bevatten. Het gaat om (1) ondernemingen in moeilijkheden (art. 14 SWT-besluit) en (2) ondernemingen waar minstens vijftig procent van het personeel is tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst voor werklieden, die tijdens het jaar dat de aanvraag tot erkenning voorafgaat, een aantal werkloosheidsdagen hebben gekend dat ten minste gelijk is aan twintig procent van het totaal aantal dagen aangegeven voor de werklieden aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (art. 15, 2°, SWT-besluit). Blijkbaar valt Carrefour onder een van die twee categorieën, zo niet is de discussie zinloos.
Een van de bijkomende elementen die het herstructureringsplan moet bevatten, bestaat in de naar aanleiding van de herstructurering voorziene begeleidingsmaatregelen voor de met ontslag bedreigde werknemers, die o.a. de oprichting van een tewerkstellingscel of de medewerking aan een overkoepelende tewerkstellingscel moeten bevatten (art. 17, § 4, 3°, a, SWT-besluit). Het is de werkgever die de tewerkstellingscel opricht (art. 5, 1ste lid, koninklijk besluit van 9 maart 2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen). De voor de vestigingsplaats van de werkgever in herstructurering bevoegde publieke dienst voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding, in Vlaanderen de VDAB, maakt weliswaar eveneens deel uit van de tewerkstellingscel, maar hij kan dat weigeren (art. 5, 7de lid, koninklijk besluit van 9 maart 2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen). De Vlaams minister van Werk komt daarbij niet aan te pas.
Maar een ander bijkomend element dat in het herstructureringsplan van de hierboven bedoelde ondernemingen moet voorkomen, is “de goedkeuring door de bevoegde gewestelijke overheid van het outplacementaanbod” (art. 17, § 4, 5°, SWT-besluit).
Dat betekent dat als de Vlaams minister van Werk zijn goedkeuring aan het outplacementaanbod niet verleent, het herstructureringsplan onvolledig is, zodat de federale minister van Werk de onderneming niet mag erkennen als onderneming in herstructurering.
Maar als de Vlaams minister van Werk zijn goedkeuring wel verleent, heeft de federale minister van Werk nog altijd de mogelijkheid de erkenning als onderneming in herstructurering te weigeren.
Willy van Eeckhoutte
Gebruik het zoekvenster bovenaan rechts om te zoeken in de vorige afleveringen(vanaf 1 januari 2018).
Klik hier voor de afleveringen van voor 1 januari 2018.