4-2019 - 18 – 24 januari
Ontslagpakket
De Wet Eenheidsstatuut legt elk paritair comité of subcomité op uiterlijk tegen 1 januari 2019 in een cao te bepalen dat werknemers die worden ontslagen met een opzeggingstermijn of -vergoeding overeenstemmende met minstens 30 weken, recht hebben op een ontslagpakket (zie Sociaal Compendium Arbeidsrecht 2018-2019, nr. 4235).
Dat ontslagpakket moet bestaan uit
De regeling mag evenwel niet tot gevolg hebben dat de opzeggingstermijn of -vergoeding lager zou worden dan 26 weken.
Hoewel de datum van 1 januari 2019 verstreken is, is nog geen enkele cao neergelegd die in het wettelijk voorgeschreven ontslagpakket voorziet. M.a.w. de sectoren hebben (nog) geen uitvoering gegeven aan de verplichting die is opgelegd door de Wet Eenheidsstatuut.
Wat zijn de gevolgen van het “tekortschieten” van de sectoren?
Vooreerst is het zo dat bij ontstentenis van een sectorale cao die voorziet in een ontslagpakket met inzetbaarheidsverhogende maatregelen, de werknemer dergelijk ontslagpakket niet kan eisen van de werkgever. Evenmin is de werkgever gehouden een pakket met inzetbaarheidsverhogende maatregelen aan te bieden als er geen sectorale cao is die hem daartoe verplicht.
De Wet Eenheidsstatuut legt enkel een verplichting op aan de paritaire comités en subcomités, niet aan de individuele werkgevers.
Bijzondere werknemers- en werkgeversbijdrage
De Wet Eenheidsstatuut voorziet in een bijzondere bijdrage van 1 % ten laste van de werknemer en 3 % ten laste van de werkgever ingeval een werknemer die is ontslagen en “die voldoet aan de voorwaarden om recht te hebben op een ontslagpakket dat inzetbaarheidsverhogende maatregelen omvat”, toch het hele ontslagpakket als opzeggingstermijn presteert of een opzeggingsvergoeding betaald krijgt voor het geheel.
Op basis van de tekst van de wet kan worden betwijfeld dat die bijzondere werknemers- en de werkgeversbijdrage verschuldigd is wanneer in de sector waaronder de onderneming ressorteert, geen cao is gesloten die voorziet in het vereiste pakket inzetbaarheidsverhogende maatregelen. De bijdrage is inderdaad maar verschuldigd als sprake is van een werknemer “die voldoet aan de voorwaarden om recht te hebben op een ontslagpakket met inzetbaarheidsverhogende maatregelen”. Een van die voorwaarden is een cao die hem dat recht toekent en die is er niet.
De tussentijdse instructies van de RSZ nemen elke mogelijke twijfel weg: zij vermelden dat de bijzondere bijdrage niet zal worden geïnd omdat geen cao’s neergelegd werden.
Conclusie
Als werkgever moet u in de huidige stand van zaken niet voorzien in een ontslagpakket met inzetbaarheidsverhogende maatregelen voor werknemers met recht op een opzeggingstermijn van minstens 30 weken of een daarmee overeenstemmende opzeggingsvergoeding en zal u de bijzondere bijdrage van 3 % niet verschuldigd zijn. Uw ontslagkosten stijgen dus niet. U mag zelfs niet een derde van de opzeggingstermijn of -vergoeding vervangen door dergelijke maatregelen.
Als werknemer met recht op een opzeggingstermijn van minstens 30 weken of een daarmee overeenstemmende opzeggingsvergoeding kan u op dit ogenblik geen inzetbaarheidsverhogende maatregelen eisen van uw werkgever en bent u de bijzondere bijdrage van 1 % niet verschuldigd.
Indien er in uw sector toch laattijdig een cao over de inzetbaarheidsverhogende maatregelen zou gesloten worden, dan wijzigt de situatie vanzelfsprekend. Het is dus van belang dat op te volgen.
Ann Taghon.
Nog vragen over de inzetbaarheidsverhogende maatregelen? Stel uw vraag hier! |
BRON:
Art. 39ter Arbeidsovereenkomstenwet
Art. 38 §3quaterdecies Algemene Beginselenwet Sociale Zekerheid
RSZ - Tussentijdse instructies 2018/4
Ondanks alle zorg die aan deze nieuwsbrief is besteed, blijven vergissingen mogelijk. De auteur en het advocatenkantoor Van Eeckhoutte, Taquet & Clesse kunnen daarvoor echter geen aansprakelijkheid aanvaarden.
Gebruik het zoekvenster bovenaan rechts om te zoeken in de vorige afleveringen(vanaf 1 januari 2018).
contacteer info@soconsult.be voor afleveringen van vóór 1 januari 2018