45-2019 – 1 t.e.m. 7 november
Op welke basis moet de opzeggingsvergoeding worden berekend van werknemers die op het ogenblik van hun ontslag hun prestaties hebben verminderd: is dat het verminderde loon van het ogenblik van het ontslag, of het volledige loon van vóór de vermindering van de arbeidsprestaties, dat zij eventueel ook terug zullen krijgen na de periode van de vermindering?
Die discussie kwam al herhaaldelijk aan bod in de rechtspraak van het Hof van Justitie, van het Grondwettelijk Hof en van de feitenrechters en gaf aanleiding tot twee wetswijzigingen.
Het is de reden van de vermindering van de arbeidsprestaties die bepaalt of met het verminderde loon van op het ogenblik van het ontslag, dan wel met het volledige loon van vóór die vermindering moet worden rekening gehouden (zie in de tabel hieronder).
In het hieronder vermelde arrest spreekt het Grondwettelijk Hof zich uit over de situatie waarin de ontslagen werknemer zijn arbeidsprestaties had verminderd “om voor zijn kind te zorgen tot de leeftijd van acht jaar” in het kader van de CAO nr. 103 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen.
Het betreft een van de mogelijkheden voor een loopbaanvermindering met motief waarin is voorzien door de CAO nr. 103. Die mogelijkheid bestaat naast het recht op ouderschapsverlof zoals geregeld door een koninklijk besluit van 29 oktober 1997.
Het Grondwettelijk Hof oordeelt dat het niet strijdig is met de Grondwet bij de vaststelling van het bedrag van de opzeggingsvergoeding van een werknemer die in het kader van de CAO nr. 103 zijn arbeidsprestaties heeft verminderd om voor zijn kind te zorgen, uit te gaan van het lopende loon dat overeenstemt met de verminderde activiteiten.
Het Hof verwijst daarbij naar zijn eerdere arresten waarin het reeds heeft geoordeeld dat het verschil in behandeling tussen:
ten aanzien van de berekening van het lopende loon voor de door de werkgever verschuldigde opzeggingsvergoeding, redelijk verantwoord is (zie Sociaal Compendium Arbeidsrecht 2019-2020, nr. 4042).
Of anders gezegd: loopbaanvermindering voor de zorg voor een kind in het kader van de CAO nr. 103 verschilt van de regeling van het ouderschapsverlof en dat verschil heeft als gevolg dat het niet strijdig is met het gelijkheidsbeginsel bij de loopbaanvermindering rekening te houden met het verminderde loon en bij het ouderschapsverlof met het loon van vóór de vermindering van de arbeidsprestaties.
vermindering van de arbeidsprestaties als gevolg van |
berekeningsbasis opzeggingsvergoeding |
bron |
loopbaanvermindering / tijdskrediet
(1) allerlei vormen
|
deeltijds loon |
GwH nr. 165/2011 GwH nr. 167/2011 GwH nr. 191/2011 GwH nr. 90/2012 |
(2) in het bijzonder:
loopbaanvermindering met motief zorg voor kind |
deeltijds loon |
GwH nr. 172/2019 |
ouderschapsverlof |
voltijds loon |
art. 105 Herstelwet 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen |
palliatief verlof |
voltijds loon |
GwH nr. 164/2013 |
zorgverlof (medische bijstand zwaar zieke) |
deeltijds loon |
GwH nr. 80/2012 |
arbeidsongeschiktheid met werkhervatting |
|
|
(1) met akkoord adviserend arts ziekenfonds en werkgever |
voltijds loon |
art. 39 § 2 Arbeidsovereenkomstenwet |
(2) zonder akkoord adviserend arts ziekenfonds |
deeltijds loon |
GwH nr. 152/2014 |
Ann Taghon.
Nog vragen over de berekening van de opzeggingsvergoeding? Stel uw vraag hier. |
BRON: GwH 7 november 2019, nr. 172/2019
Ondanks alle zorg die aan deze nieuwsbrief is besteed, blijven vergissingen mogelijk. De auteur en het advocatenkantoor Van Eeckhoutte, Taquet & Clesse kunnen daarvoor echter geen aansprakelijkheid aanvaarden.
Gebruik het zoekvenster bovenaan rechts om te zoeken in de vorige afleveringen(vanaf 1 januari 2018).
contacteer info@soconsult.be voor afleveringen van vóór 1 januari 2018