Responsabiliseringsbijdrage sanctioneert niet-naleving voorrangsregels deeltijdse werknemers

  2-2018 – 5 t.e.m. 11 januari

 

Voorrangsregels deeltijdse werknemers

Het Belgische arbeidsrecht bevat een regeling waardoor deeltijdse werknemers voorrang kunnen opeisen voor het verkrijgen van een andere betrekking bij hun werkgever (zie www.sociaalcompendium.be).

Die voorrangsregeling ziet eruit als volgt:

  • de deeltijdse werknemer kan bij zijn werkgever schriftelijk een aanvraag indienen tot het bekomen van een voltijdse dienstbetrekking of van een andere, al dan niet bijkomende, deeltijdse dienstbetrekking waardoor hij een langere wekelijkse arbeidsduur verkrijgt;
  • de werkgever moet
    • schriftelijk de ontvangst bevestigen van de door de werknemer ingediende aanvraag;
    • aan de deeltijdse werknemer die de aanvraag heeft ingediend, schriftelijk elke vacante voltijdse of deeltijdse betrekking meedelen die dezelfde functie betreft als die welke de werknemer reeds uitoefent en waarvoor hij de vereiste kwalificaties bezit.

De deeltijdse werknemer die een aanvraag heeft ingediend, moet bij voorrang de vacant verklaarde dienstbetrekking verkrijgen.

Sanctie: responsabiliseringsbijdrage 

Door de eindejaarsprogrammawet wordt een responsabiliseringsbijdrage ingevoerd die de werkgever die de voorrangsregeling niet naleeft, verschuldigd is.

De responsabiliseringsbijdrage is maar verschuldigd ingeval de deeltijdse werknemer voor wie de voorrangsregeling met voeten wordt getreden, “een deeltijdse werknemer met behoud van rechten” is die een inkomensgarantie-uitkering geniet.

Werklozen die een deeltijdse betrekking aanvaarden omdat zij geen voltijdse betrekking vinden, kunnen onder bepaalde voorwaarden het recht op werkloosheidsuitkering in een voltijdse dienstbetrekking behouden voor het geval zij volledig werkloos worden. Die “deeltijdse werknemers met behoud van rechten” kunnen onder bepaalde voorwaarden hun deeltijds loon laten aanvullen met een inkomensgarantie-uitkering. De werkloze is dan verplicht een aanvraag tot het bekomen van bijkomende uren in te dienen.

De responsabiliseringsbijdrage bedraagt 25 euro per deeltijdse werknemer met behoud van rechten die een inkomensgarantie-uitkering geniet, per maand tijdens dewelke de verplichting niet werd nageleefd. 

Periode waarin de responsabiliseringsbijdrage verschuldigd is 

De responsabiliseringsbijdrage is verschuldigd

  • vanaf de maand waarin voor het eerst het niet aanbieden of het niet bezorgen bij voorrang van beschikbare bijkomende uren werd vastgesteld;
  • totdat de werkgever bijkomende beschikbare uren heeft aangeboden of bezorgd, bij voorrang aan de deeltijdse werknemer die daartoe een aanvraag heeft ingediend. 

De letterlijke tekst van de wet lijkt te impliceren dat een werkgever die de voorrangsregeling niet heeft nageleefd en de bijkomende uren heeft toegewezen aan een andere werknemer dan de deeltijdse werknemer die de aanvraag had ingediend, maar die in de daaropvolgende periode geen bijkomende uren meer beschikbaar heeft die hij kan aanbieden aan de deeltijdse werknemer t.o.v. wie hij te kort is geschoten, de responsabiliseringsbijdrage “ten eeuwigen dage” verschuldigd blijft.

Dat doet onvermijdelijk de vraag rijzen of de responsabiliseringsbijdrage in dat geval een straf is, zodat de rechter ze bv. kan verminderen als er verzachtende omstandigheden zijn.

In het advies van de Raad van State is evenwel vermeld dat de gemachtigde heeft verklaard dat de bijdrage uiteraard niet verschuldigd is als er geen bijkomende uren beschikbaar zijn (Ontwerp van programmawet, Parl.St. Kamer 2017-2018, 2746/001, p. 177).

Vrijstellingen

De Programmawet bepaalt dat de responsabiliseringsbijdrage niet verschuldigd is wanneer gedurende een jaar, te rekenen vanaf de eerste aanvraag tot het bekomen van de inkomensgarantie-uitkering door de betrokken deeltijdse werknemer met behoud van rechten, geen bijkomende uren beschikbaar waren in dezelfde functie als uitgeoefend door de betrokken deeltijdse werknemer.

Bemerk: het jaar begint niet te lopen bij het niet-honoreren van de vraag van de werknemer, maar bij zijn eerste aanvraag tot het bekomen van de inkomensgarantie-uitkering, zodat het voor de vrijstelling vereiste jaar zonder bijkomende uren al kan bereikt zijn op het ogenblik waarop de werkgever die vraag niet inwilligt omdat hij de bijkomende uren aan een ander geeft. Is dat wel de bedoeling?

Wat de wetgever ertoe heeft aangezet in die vrijstelling te voorzien is niet duidelijk.

De wet voorziet daarnaast nog in een tweede - evident - geval waarin geen responsabiliseringsbijdrage is verschuldigd: wanneer het gaat om werkgevers die bijkomende uren hebben gegeven aan een andere werknemer omdat het gaat om uren tijdens dewelke de betrokken deeltijdse werknemer al werkte. 

De responsabiliseringsbijdrage is een socialezekerheidsbijdrage

De responsabiliseringsbijdrage valt onder de bijdrageregeling van de sociale zekerheid voor werknemers. 

Volgt nog een uitvoeringsbesluit? 

De eindejaarsprogrammawet verleent de Koning de bevoegdheid “de voorwaarden en de nadere regels voor de vaststelling en de betaling van de responsabiliseringsbijdrage” te bepalen. 

Op dit ogenblik is er nog geen uitvoeringsbesluit gepubliceerd.

Zoals hierboven al vermeld: de regeling van de sociale zekerheid voor werknemers is van toepassing op de responsabiliseringsbijdrage en dat, zo preciseert de wet, wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties, de strafbepalingen, het toezicht, de bevoegde rechter in geval van betwisting, de verjaring van de rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de RSZ. Aangezien al die aangelegenheden worden geregeld zoals voor socialezekerheidsbijdragen, is op dit ogenblik niet duidelijk welke (andere?) regels een nog uit te vaardigen uitvoeringsbesluit zou kunnen bevatten.

Controle

In de memorie van toelichting staat vermeld: “De controle op het al dan niet voorkomen van dergelijke bijkomende uren zal gebeuren op basis van de RSZ-aangiften, teneinde zo weinig mogelijk administratieve last te veroorzaken” (Ontwerp van programmawet, Parl.St. Kamer 2017-2018, 2746/001, p. 26).

Hoe het naleven van de voorrangsregel voor deeltijdse werknemers doeltreffend kan gecontroleerd worden via de RSZ-aangiften is niet helemaal duidelijk. Een verdere controle in de onderneming, bv. om na te gaan of de bijkomende uren betrekking hebben op de door de deeltijdse werknemer uitgeoefende functie, lijkt noodzakelijk.

Inwerkingtreding

De regeling is van toepassing op de arbeidsovereenkomsten gesloten vanaf 1 januari 2018.

Ann Taghon.

BRON: art. 68 programmawet 25 december 2017, BS 29 december 2017

SoConsult gebruikt cookies
Net als andere websites, houden wij van cookies. De cookies die we gebruiken, dienen voornamelijk om jouw ervaring op onze website te verbeteren. We gebruiken ook cookies omdat we graag meten hoe onze website wordt bezocht. We plaatsen deze cookies alleen, wanneer je voorafgaande toestemming hebt gegeven.