De Standaard, vrijdag 19 juni 2020, p. 27
Problemen met de weergave van dit bericht? Klik hier om het, mogelijk zelfs in een geactualiseerde versie, in een webbrowser te openen. |
Had ik nog examens arbeidsrecht af te nemen, mondeling, schriftelijk of - in deze coronatijden mogelijk zelfs - digitaal, ik zou zeker bovenstaand krantenartikel hebben voorgelegd met de vraag de twee fouten daarin te zoeken.
De eerste fout is de vermelding dat in het verdeelcentrum in Willebroek “in principe” “tot 21 juni niet meer [mag] worden gestaakt”, zoals Stijn Decock schrijft. Dat zou het gevolg zijn van een beslissing van de kortgedingrechter de stakerspost aan het verdeelcentrum “op te heffen” met behulp van de politie en een gerechtsdeurwaarder.
Zoals het artikel zelf vermeldt, eiste de directie niet de staking zelf te verbieden. Zij kon dat misschien wel vorderen, maar het is hoogst onwaarschijnlijk dat de kortgedingrechter dat zou hebben bevolen. In België hebben de werknemers immers een bijna onvoorwaardelijk recht te staken en dat op grond van de samenlezing van artikel 6.4 van het (Herziene) Europees Sociaal Handvest met de leer van het beroemde (beruchte?) arrest van het Hof van Cassatie van 21 december 1981 in de zaak SIBP/De Bruyne.
Wat wel waar is - en eigenlijk ook uit het krantenartikel af te leiden valt - is dat staken zonder stakingsposten meestal weinig effect heeft. Daarom ook worden het recht te posten beschouwd als gewaarborgd door het recht op collectieve actie. Dat recht, dat eveneens vervat ligt in artikel 6.4 van het (Herziene) Europees Sociaal Handvest, heeft een ruimere inhoud dan het recht te staken, maar wordt in België niet beschermd door het cassatie-arrest van 21 december 1981, dat een uiterst ruime invulling geeft aan het recht te staken. Belgische kortgedingrechters verbieden dan ook wel meer en op diverse gronden stakingsposten, hoewel dergelijk verbod volgens het Europees Comité voor Sociale Rechten soms het recht op collectieve actie miskent (ECSR 13 september 2011 nr. 59/2009). De kortgedingrechter aan wie de directie van Decathlon de opheffing van de stakerspost aan het verdeelcentrum in Willebroek vroeg, mogelijk op eenzijdig verzoekschrift, is op die vraag klaarblijkelijk ingegaan.
Dat, zoals Stijn Decock eveneens schrijft, de werkgever “volgens de Belgische sociale wetgeving gehoor moet geven” aan een uitnodiging tot een verzoeningsvergadering, is de tweede fout. Een collectieve arbeidsovereenkomst zou dergelijke verplichting wel kunnen bevatten als collectief normatieve bepaling, nl. als een van de bepalingen die “collectieve betrekkingen tussen werkgevers en werknemers in ondernemingen” regelen (art. 5 Cao-wet).
De Belgische sociale wetgeving bevat geen dergelijke verplichting. Wel is het niet netjes op een uitnodiging tot een verzoeningsvergadering in te gaan. Van de leiders van de politieke partijen horen wij dezer dagen toch ook de mantra “Als wij uitgenodigd worden, zullen wij gaan”. Op dat punt geven zij dan toch ten minste het goede voorbeeld.
Tot slot nog dit: een sociaal bemiddelaar bemiddelt. Dat is iets anders dan (pogen te) verzoenen. Verzoeningspogingen gebeuren in de regel voor het verzoeningsbureau van het paritair comité (art. 38, eerste lid, 2, Cao-wet).
Ziezo. Heb ik hiermee geen examen afgenomen, ik heb toch een examenvraag en een modelantwoord opgesteld. Mijn schoolmeesterneigingen heb ik duidelijk nog niet afgeleerd.
Stel uw vraag aan SoConsult. Vragen staat vrij en is kosteloos. U betaalt enkel als u akkoord gaat met de opgegeven prijs en timing.
Gebruik het zoekvenster bovenaan rechts om te zoeken in de vorige afleveringen(vanaf 1 januari 2018).
contacteer info@soconsult.be voor afleveringen van vóór 1 januari 2018