Een “wet” die koppeling van de lonen aan de schommelingen van het indexcijfer voorschrijft, bestaat niet. Het zijn sectorale cao’s die dat opleggen.
In de bedrijfstak van de verzekeringen gaat het om de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 1979, gesloten in het paritair comité voor het verzekeringswezen, betreffende de arbeids- en loonvoorwaarden.
Artikel 60 van die cao bepaalt dat “de minimummaandlonen, de opklimmingen in de loonschaal en het vast bedrag [waarmee de minimumlonen worden verhoogd]”, worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen (zoals ook het bedrag van de reis- en representatiekosten).
Artikel 61 van de cao voorziet in zijn § 2 in een jaarlijkse indexering:
Een gecoördineerde versie van de cao van 19 februari 1979 is (onder meer) hier te vinden (de artikelen 60 en 61 staan op de bladzijden 51 en 52).
Wat wordt geïndexeerd, zijn dus inderdaad de minimumlonen of de loonschalen (oef, eindelijk eens sociale partners die de goede Nederlandse term gebruiken en niet het Frans Belgische barema’s) en de vaste bedragen waarmee de minimummaandlonen op grond van de bepalingen van de cao worden verhoogd. En enkel die: anders dan in andere bedrijfstakken gaat het niet om (ook) de reële lonen.
De loonschalen van het paritair comité voor het verzekeringswezen (nr. 306) zijn terug te vinden in de artikelen 10.II (voor agenten), 19 – 24 (voor uitvoeringspersoneel), 32 – 33 (voor inspecteurs) en 54 – 59 (voor stafpersoneel). De desbetreffende bepalingen herhalen telkens dat het “de minima” of de “minimum maandlonen” (en de vaste bedragen waarmee zij worden verhoogd) zijn die gekoppeld worden aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen.
De lonen enkel indexeren tot een bedrag dat lager ligt dan het hoogste bedrag van de hoogste loonschaal, schendt de cao dus niet en is derhalve wettig.
De artikelen 60 en 61 van de cao van 19 februari 1979 vormen de sectie 1 van hoofdstuk VI van de cao, dat het opschrift “Gemeenschappelijke bepalingen” draagt. Dat hoofdstuk bevat nog een sectie 2 “Regel van de verworven rechten”. Het eerste lid van artikel 62, de enige bepaling van die sectie, luidt:
“Voor zover het nodig is, wordt bevestigd dat elke verworven positie welke gunstiger is dan deze waarin de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst voorzien, voor de belanghebbenden moet behouden blijven”.
Als een ondernemings-cao of de individuele arbeidsovereenkomst dat zou hebben bedongen of als een verzekeringsonderneming de reële lonen zou hebben aangepast aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen, dan hebben de werknemers die “positie” die gunstiger is dan die waarin de cao voorziet, wellicht verworven. In dat geval is er geen ontkomen aan, tenzij de ondernemings-cao of de arbeidsovereenkomst wordt opgezegd.
Als “altijd al” de reële lonen van alle werknemers werden geïndexeerd, hebben de werknemers dat wellicht verworven op grond van een gebruik. Een andere mogelijkheid is dat de werkgever zich verbonden heeft door eenzijdige wilsuiting, bv. doordat de indexering van reële lonen is vastgelegd in een van hem uitgaand document. Van het een noch van het ander kan een werkgever zomaar af geraken.
Maar ook een gebruik kan worden opgezegd. En waarom zou dat niet eveneens kunnen met een voor onbepaalde tijd aangegane verbintenis door eenzijdige wilsuiting? Zoals bv. de voorwaarden die gesteld worden voor de geldigheid van een overeenkomst, ook van toepassing zijn op eenzijdige rechtshandelingen, lijkt voor gebruiken en voor onbepaalde tijd aangegane verbintenissen door eenzijdige wilsuiting de opzeggingsmogelijkheid te bestaan die er altijd is voor overeenkomsten gesloten zonder tijdsbepaling (zie wat dit laatste betreft: Cass. 13 januari 2022, C.21.0357.N). Wel moet altijd een redelijke opzeggingstermijn worden in acht genomen.
De vraag rijst of artikel 62 van de sectorale cao van 19 februari 1979 de indexering die op grond van een ondernemings-cao, een gebruik of een eenzijdige wilsuiting “verworven” is, niet verankert en opzegging daarvan uitsluit.
Ik denk het niet, omdat de formulering van het artikel (“Voor zover het nodig is”) erop lijkt te wijzen dat in die bepaling geen nieuwe verbintenissen worden aangegaan, maar dat daarin enkel het bestaan “wordt bevestigd” van wat al bestaat. En dus kan worden ongedaan gemaakt.
De Tijd, zaterdag 12 november, p. 7
Gebruik het zoekvenster bovenaan rechts om te zoeken in de vorige afleveringen(vanaf 1 januari 2018).
contacteer info@soconsult.be voor afleveringen van vóór 1 januari 2018