De Standaard, donderdag 7 november 2019, p. 25
Dat wettelijke vakantiedagen niet kunnen worden overgedragen, is wat te sterk uitgedrukt.
Op grond van de wet mogen zij niet worden overgedragen: de vakantie moet worden toegekend binnen de twaalf maanden die op het einde van het vakantiedienstjaar volgen (art. 64, 1°, Uitvoeringsbesluit Jaarlijksevakantiewet*). Het vakantiedienstjaar is het kalenderjaar dat het jaar voorafgaat waarin de vakantie dient toegekend (art. 3, tweede lid, tweede zin, Jaarlijksevakantiewet). Het jaar waarin de vakantie moet worden genomen, wordt het vakantiejaar genoemd.
Maar mogen is niet hetzelfde als kunnen. Wat als in strijd met het overdrachtverbod toch wettelijke vakantiedagen worden overgedragen?
Vooreerst zou men op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie kunnen beslissen dat een overdracht zelfs moet wanneer het niet-opnemen van de wettelijke vakantiedagen tijdens het vakantiejaar het gevolg is van arbeidsongeschiktheid in dat jaar.
Maar dat is hier niet het punt. Vraag is wat de mogelijke juridische gevolgen zijn van een overdracht van wettelijke vakantiedagen in andere situaties.
Sanctie?
De wet bestraft met een geldboete de werkgever die “heeft nagelaten binnen de voorgeschreven termijn of volgens de reglementaire voorschriften, de vakantie toe te staan, waarop de werknemers krachtens de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers […] recht heeft” (art. 145, eerste lid, Sociaal Strafwetboek).
Een werknemer wettelijke vakantiedagen ontzeggen in het vakantiejaar en hem verplichten die over te dragen naar het volgende jaar, is ongetwijfeld strafbaar volgens de hierboven geciteerde wetsbepaling.
Maar is dat ook het geval met een werkgever die ingaat op de vraag van een werknemer bepaalde wettelijke vakantiedagen niet te moeten opnemen in het vakantiejaar en die te mogen overdragen naar het volgende jaar? Is er dan sprake van een “nalaten” van die werkgever (“ne pas accorder” zegt de Franse tekst)?
Ik denk het niet. De werkgever uit ons voorbeeld maakt helemaal geen bezwaar tegen het opnemen van de wettelijke vakantiedagen in het vakantiejaar. Alleen verzet hij zich niet ertegen dat die naar de wens van de werknemer naar het volgende jaar worden overgedragen.
Vakantiegeld?
Moet de werkgever aan bedienden het vakantiegeld voor de niet-opgenomen wettelijke vakantiedagen uiterlijk op 31 december van het vakantiejaar betalen? Op grond van een vluchtige lezing van artikel 67, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Jaarlijksevakantiewet zou men tot dat besluit kunnen komen.
Maar als men goed leest, staat in die bepaling dat betaling van het vakantiegeld vóór het einde van het vakantiejaar moet voor de dagen die niet zijn opgenomen omwille van een schorsing van de arbeidsovereenkomst of omdat “het onmogelijk is voor de bediende zijn vakantie geheel of gedeeltelijk te nemen” in het vakantiejaar (art. 67, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Jaarlijksevakantiewet, waarnaar het tweede lid verwijst door te spreken van “deze niet opgenomen vakantiedagen”). Bij overdracht van vakantiedagen op vraag van de werknemer is er geen sprake van schorsing van de arbeidsovereenkomst en evenmin van onmogelijkheid de vakantie op te nemen.
De betaling van het vakantiegeld mag dan ook worden uitgesteld tot de overgedragen vakantiedagen worden genomen.
De werkgever is op die grond niet strafbaar, want een geldboete kan maar worden opgelegd aan de werkgever die het verschuldigde vakantiegeld niet heeft betaald “binnen de termijn en volgens de reglementaire voorschriften” (art. 162, eerste lid, Sociaal Strafwetboek). Zolang de arbeidsovereenkomst loopt, moet het vakantiegeld aan bedienden – buiten de twee hierboven vermelde situaties van niet-opneming van vakantiedagen vóór het einde van het vakantiejaar - maar worden betaald op het ogenblik waarop de bediende vakantie neemt (art. 38 en 45 Uitvoeringsbesluit Jaarlijksevakantiewet).
De werknemer die de gewenste overdracht vraagt en krijgt, zal daartegen natuurlijk geen bezwaar maken. Maar strafbaar is hij voor die overdracht niet: nergens is in een sanctie voorzien.
Ook civielrechtelijk zijn er voor de werknemer geen gevolgen. Weliswaar verbiedt de wet de werknemer “van de vakantie waarop hij recht heeft, af te zien” (art. 2, derde lid, tweede zin, Jaarlijksevakantiewet). Maar de werknemer waarover het hier gaat, ziet helemaal niet af van zijn vakantie, hij draagt ze enkel over. Overigens zie ik niet in met welk civiel gevolg het afzien van vakantie zou worden bestraft voor de werknemer: tijdens vakantiedagen die in strijd met het overdrachtverbod werden overgedragen, verricht de werknemer wellicht niets, maar daarom zijn de vakantiedagen nog niet nietig.
Het vakantiegeld van de werknemer blijft in ieder geval gewaarborgd.
Wettelijke vakantiedagen mogen niet worden overgedragen naar een volgend vakantiejaar. Maar zij kunnen dat wel als de werknemer daarom vraagt en de werkgever op die vraag ingaat. En dat zonder nadelige gevolgen voor een van beiden.
*Dit is de juiste schrijfwijze: bij Jaarlijkse Vakantiewet gaat het om een jaarlijkse wet.
SoConsult beantwoordt al uw vragen over jaarlijkse vakantie.
Gebruik het zoekvenster bovenaan rechts om te zoeken in de vorige afleveringen(vanaf 1 januari 2018).
contacteer info@soconsult.be voor afleveringen van vóór 1 januari 2018